DIN 609 pasbouten: materialen, toleranties en variaties
Wat is een DIN 609 pasbout en waarvoor wordt hij gebruikt?
DIN 609 pasbouten (ook wel passchroeven genoemd) zijn zeskantige bouten met een nauwkeurig geslepen, ongelast schachtgedeelte voor een precieze passing. U kunt ze toepassen bij boutverbindingen die grote dwarskrachten moeten opnemen. Andere mogelijkheid is dat u ze toepast wanneer twee onderdelen exact in positie ten opzichte van elkaar gefixeerd moeten blijven. Pasbouten voorkomen speling dankzij de strakke passing van de schacht in het boorgat. Zo kunnen onderdelen niet verschuiven onder belasting. In feite combineren deze bouten de functies van een gewone bout (voor klemmen) en een paspen (voor positionering) in één onderdeel.
Belangrijke kenmerken
Een DIN 609 pasbout heeft een standaard zeskantkop (zelfde sleutelwijdte en vorm als een gewone zeskantbout van die diameter) voor eenvoudige montage met gangbaar gereedschap. Het bijzondere is de schacht direct onder de kop, die bij deze bouten een zeer precieze diameter heeft. Dit schachtgedeelte is doorgaans machinaal geslepen op tolerantieklasse, wat inhoudt dat de schachtdiameter enkele honderdsten millimeter groter is dan de nominale maat, binnen nauwe toleranties.
Beschikbare materiaalklassen en hun toepassingen
DIN 609 pasbouten zijn verkrijgbaar in verschillende materiaal- en sterkteklassen. De meest gangbare zijn staal in eigenschapklasse 8.8 en 10.9 en tevens een roestvaststalen variant (meestal RVS A2 kwaliteit). Hier volgt een overzicht van deze materiaalklassen en waar ze typisch voor worden ingezet:
- Staal klasse 8.8: Dit is een gehard stalen bout met een treksterkte van circa 800 N/mm². Klasse 8.8 is de standaard kwaliteit voor veel constructie- en machinebouwtoepassingen. Pasbouten DIN 609 in 8.8 zijn sterk en taai genoeg voor de meeste algemene toepassingen waar precieze passing gewenst is. Ze worden bijvoorbeeld gebruikt in machineframes, koppelingen of gereedschapsopstellingen waar uitlijning belangrijk is. 8.8-bouten zijn relatief voordelig en goed beschikbaar. Let er wel op dat bij toepassing in natte of corrosieve omgevingen bescherming nodig is (bijv. een coating), want ongelegeerd staal kan roesten.
- Staal klasse 10.9: Dit is een hogesterktebout met een treksterkte van ongeveer 1000 N/mm². DIN 609 pasbouten in 10.9 worden gekozen voor zwaardere belastingen of kritieke verbindingen waar extra sterkte en slijtvastheid nodig zijn. Denk aan zwaar belaste flensaansluitingen, of constructies die herhaaldelijk grote schokken of vibraties moeten doorstaan. Door de hogere hardheid en sterkte van 10.9 kunnen deze bouten meer kracht overbrengen zonder te vervormen. Wel is het belangrijk dat u geschikte moeren (eigenschapklasse 10 of hoger) gebruikt en correct aandraait, zodat u breuk of vermoeiingsschade voorkomt. Ook zijn 10.9-bouten gevoeliger voor waterstofbrosheid als ze galvanisch verzinkt worden, dus let op de juiste oppervlaktebehandeling.
- Roestvast staal (RVS A2): Voor omgevingen waar corrosie een groot risico is (bijvoorbeeld buitentoepassingen, voedingsmiddelenindustrie of chemische omgevingen) zijn DIN 609 pasbouten ook in RVS leverbaar. RVS A2 (vergelijkbaar met AISI 304) is goed bestand tegen roestvorming, waardoor deze bouten geschikt zijn in vochtige omstandigheden of waar stalen bouten zouden roesten. De mechanische sterkte van standaard RVS-pasbouten ligt meestal rond klasse A2-70 (minimaal 700 N/mm² trekkracht) voor de kleinere diametersf. Dit komt ruwweg overeen met de sterkte van een 8.8-bout. Bij grotere diameters kan de effectieve sterkte echter lager uitvallen (soms A2-50 ≈ 500 N/mm²) omdat RVS materiaal in grote boutmaten vaak niet zo hoog wordt gehard. Dit betekent dat voor zeer grote pasbouten (boven M20) de belastingcapaciteit van RVS veel lager is dan die van 8.8/10.9 staal. Daarnaast is RVS minder hard, waardoor de pasrand iets sneller kan inslijten bij veelvuldig (de)monteren. Gebruik RVS pasbouten vooral waar nodig voor corrosiebestendigheid, want voor pure maximale sterkte zijn stalen varianten geschikter. Bij RVS bouten raden we u aan een bijpassende RVS moer te gebruiken (A2-70 of hoger) en eventueel smeermiddel op de schroefdraad om vreten (vastlopen van RVS op RVS) te voorkomen.
Naast deze hoofdtypes kunt u in specifieke gevallen ook kiezen voor nog hogere sterkteklassen (bijvoorbeeld 12.9) of andere materialen, maar deze vallen buiten de standaard DIN 609 leveringsprogramma’s. In de praktijk dekken 8.8 en 10.9 staal plus RVS A2 de behoeften van de meeste Fabory-klanten.
Normkenmerken: schroefdraad, passingen en afmetingen
Schroefdraad: DIN 609 pasbouten hebben metrische schroefdraad. Opvallend is dat de norm vaak gebruikmaakt van een fijnere spoed dan standaard voor de betreffende diameter. Dit betekent dat bijvoorbeeld een M12 pasbout geen standaard M12×1,75-draad heeft, maar bijvoorbeeld M12×1,5 (fijne metrische draad). Het doel hiervan is tweeledig: ten eerste behoudt de bout hierdoor een iets grotere kern diameter en daardoor een maximale schachtdikte voor de passing. Ten tweede borgt de fijnere draad beter tegen zelflosschroeven bij vibratie. In de praktijk hoeft de gebruiker hier weinig van te merken behalve dat een bijpassende moer met fijne draad nodig is. De draadtolerantieklasse is doorgaans 6g (normale passing voor bouten), dus de schroefdraad draait soepel in standaard moeren. Vaak is het schroefdraadgedeelte aan het uiteinde iets afgekant of voorzien van een kleine afschuining, zodat de bout makkelijk in het gat en de moer kan worden gedraaid.
Passing en toleranties: Zoals eerder genoemd zijn de pasbouten ontworpen voor een H7-gat en hebben ze een k6-schacht. Dit resulteert in een erg kleine speling (we spreken van enkele honderdsten millimeters) of een lichte perspassing. De bout zal dus strak in het onderdeel passen. Belangrijk is dat het boorgat nauwkeurig is gemaakt (liefst geruimd op H7). Een te ruim boorgat doet het effect van de pasbout teniet (speling) en een te klein boorgat (strakker dan H7) kan montage bemoeilijken of de bout beschadigen. De schacht van de bout is doorgaans over vrijwel de hele lengte ongefilterd (glad) uitgevoerd behalve het schroefdraadgedeelte. De lengte van het schroefdraadgedeelte is zodanig gekozen dat er, ook bij langere bouten, altijd voldoende glad schachtdeel overblijft om de passing te verzorgen. De DIN 609 norm specificeert hiervoor standaardwaarden. Bijvoorbeeld, bij kortere bouten (tot een bepaalde lengte) is het schroefdraaddeel b iets korter gehouden, en bij langere bouten mag het draaddeel wat langer zijn. De passing-schacht blijft altijd minimaal een bepaalde lengte behouden. In de specificatietabel van de norm zijn deze relaties vastgelegd, zodat iedere genormeerde bout voldoende paslengte heeft voor de beoogde functie.
Afmetingen: DIN 609 pasbouten zijn verkrijgbaar in maten van ongeveer M8 tot M48 (volgens de norm, sommige leveranciers gaan van M6 t/m M48). De schachtdiameter ds is iets groter dan de nominale schroefdraadmaat d. Ter illustratie: een M24 pasbout heeft schroefdraad M24 (24 mm nominale diameter) maar een schachtdiameter van ongeveer 25 mm. De zeskantkoppen van deze bouten volgen de standaard afmetingen voor zeskantbouten (bv. M24 heeft sleutelwijdte 36 mm en een bepaalde hoogte volgens DIN 931). Er is dus niets bijzonders nodig qua sleutel of dop, een standaard sleutelmaat passend bij de boutdiameter volstaat. De overgang tussen de geslepen schacht en het schroefdraad is doorgaans voorzien van een kleine ontspanningradius of afschuining, zodat daar geen scherpe overgang zit die zou kunnen breken onder belasting.
Variaties binnen DIN 609 en beschikbare uitvoeringen
Binnen de DIN 609 norm zelf bestaan er een paar variaties, hoewel het kernontwerp altijd hetzelfde principe volgt (zeskantkop, lange schroefdraadtap en passing-schacht):
- Verschillende schroefdraadlengtes: Zoals aangegeven hanteert de norm voor verschillende boutlengtes een bepaalde schroefdraadlengte. In catalogi wordt DIN 609 meestal aangeduid als ‘pasbout met lang draadgedeelte', dit ter onderscheid van DIN 610 (een verwante norm met korter draaddeel en langere schachtpassingslengte). In DIN 609 ligt de focus dus op een relatief langer schroefdraad en een iets kortere passing-schacht. Dit is een bewuste keuze voor toepassingen waar voldoende draadlengte nodig is om onderdelen goed te klemmen, terwijl toch enige passing aanwezig is. Binnen DIN 609 zelf zijn er verder geen alternatieve versies met nóg korter of nóg langer draad. De standaard dekt dit af met een min of meer geleidelijke overgang (via de b-waarden) naarmate de bout langer wordt. Mocht men in een uitzonderlijk geval een pasbout nodig hebben met een veel langere ongedrade schacht (dus eigenlijk een extra lange passing), dan valt men buiten DIN 60. Je hebt dan specials of andere normen nodig. Maar voor de Fabory-standaardproducten biedt DIN 609 al een ruime range aan verhoudingen tussen schroefdraad en schacht die in de meeste toepassingen voldoet.
- Oppervlakte-afwerkingen: DIN 609 pasbouten in staal worden zowel onbehandeld (blank staal) als met coatings aangeboden. Veelvoorkomend is elektrolytisch verzinkt (zinklaag) voor basiscorrosiebescherming in binnenomgevingen. Zinklaag is dun (enkele micron) en heeft meestal geen merkbare invloed op de nauwe passing, al moet men bij verzinkte pasbouten wel extra scherp zijn op tolerantie: een dikke coating kan de bout net te stroef maken voor een H7-gat. Fabrikanten houden hier doorgaans rekening mee (de schacht kan iets ondermaats geslepen worden vóór het coaten zodat na het verzinken de maat weer binnen k6 valt). Geelkromateren, zwarten (fosfateren/oxidelen) en andere afwerkingen komen ook voor, afhankelijk van de toepassing. Thermisch verzinken (dubbel-dik zinklaag ~50 μm) is bij pasbouten zeldzamer omdat zo’n dikke laag de passing vrijwel zeker belemmert. Als het toch is vereist (bijvoorbeeld voor zware buitenconstructies), moet de passing vaak opnieuw geruimd of de bout nageslepen worden, wat in feite een speciale uitvoering is buiten de standaard.
- Roestvast stalen uitvoering: Zoals eerder genoemd bestaat er een RVS A2-70 uitvoering van DIN 609. Deze beschouwen we ook als een ‘variatie binnen de norm’, alhoewel de officiële DIN-norm vooral geschreven is voor stalen bouten. In de praktijk levert Fabory (en andere leveranciers) RVS-pasbouten die voldoen aan de vorm en maatvoering van DIN 609. Functioneel is het dezelfde bout, alleen van RVS-materiaal. Soms wordt RVS ook gepassiveerd aangeboden (chemisch behandeld voor extra corrosiebestendigheid). Qua uiterlijk zijn RVS pasbouten zilverkleurig/mat, terwijl stalen blanke bouten donkergrijs zijn en verzinkte bouten glanzend staalkleurig met evt. gele tint (geel verzinkt) of blauw/zilver (blank verzinkt).
- Speciale uitvoeringen op aanvraag: Voor zeer specifieke toepassingen kan de basis van DIN 609 worden aangepast. Zo kan men denken aan pasbouten met afwijkende lengte of draadlengte, andere materiaalsoorten (bijv. A4 RVS 316 voor extra corrosiebestendigheid, of een speciale legering voor hoge temperaturen).
Aandachtspunten bij de keuze van materiaal of uitvoering
Tot slot enkele belangrijke aandachtspunten wanneer u een DIN 609 pasbout selecteert voor uw toepassing:
- Kies de juiste sterkteklasse voor de klus: gebruik 8.8 bouten voor normale belastingen en 10.9 bouten voor hoge belastingen of kritieke verbindingen. Realiseer u dat 10.9-bouten wel correct voorgespannen moeten worden en in combinatie met sterkteklasse 10-moeren, om hun hogere sterkte optimaal te benutten. Overdimensioneer niet onnodig, een 10.9 bout waar 8.8 volstaat kan leiden tot brosser gedrag en is vaak duurder. Omgekeerd, gebruik geen 8.8 als de berekende belasting een 10.9 vraagt. Bij twijfel kan onze technische dienst adviseren.
- Corrosie vs. sterkte: In corrosieve omgevingen is RVS verleidelijk, maar let op de lagere sterkte bij grote diameters. Bovendien kunnen RVS bouten en moeren zonder smeermiddel vastvreten bij montage, zeker bij grotere maatvoeringen of hoge snelheid aandraaien. Gebruik daarom een geschikt smeermiddel (bijv. molykote of een speciale anti-seize) op RVS schroefdraad, of kies voor een coating zoals Delta-Seal die zowel smeereigenschappen als corrosiebescherming biedt. Als maximale sterkte cruciaal is en corrosie een factor, overweeg hoogwaardig gelegeerd staal + coating in plaats van RVS. Bijvoorbeeld een 10.9 bout met Dacromet/Geomet-coating kan zowel sterk als redelijk corrosiebestendig zijn, zonder de passing te veel te beïnvloeden.
- Passingsnauwkeurigheid behouden: Zorg dat de bijpassende gaten in uw constructie volgens toleranties zijn vervaardigd (H7). In de praktijk betekent dit boren op ondermaat en daarna ruimen, of direct nauwkeurig honen/boren indien mogelijk. Een slordig geboord gat kan te klein uitvallen (waardoor de pasbout niet past) of te groot (waardoor de bout speling heeft en zijn functie verliest). Controleer ook op bramen in het gat, want een braam kan de bout doen klemmen voordat hij volledig zit. Bij montage moet de bout doorgaans met de hand tot aan het schachtgedeelte in het gat schuiven – forceer hem niet met een hamer, dat duidt op een klein probleem met tolerantie of uitlijning. Een correcte pasboutverbinding zou soepel moeten glijden tot de schacht grijpt en dan door de moer aangedraaid de delen strak tegen elkaar trekken.
- Combinatie met andere onderdelen: Gebruik altijd een moer van gelijke of hogere sterkteklasse als de bout (voor stalen varianten). Voor 8.8 meestal een 8 of 10 moer, voor 10.9 een 10 of 12 moer. Bij RVS A2-70 bouten gebruik A2-70 moeren, een zwakkere moer kan vervormen of losschieten. Overweeg ook of een ring nodig is: omdat de kop en moer rechtstreeks op het werkstuk klemmen volstaat vaak een sluitring van harde kwaliteit (of geen ring als het vlak mooi is), maar geen veerringen of te zachte ringen die de fixatie verminderen.
- Oppervlaktebehandeling en toleranties: Als u een bout met coating kiest (bijv. verzinkt), houd rekening met de invloed op de pasmaat. Fabrieksmatig worden verzinkte pasbouten hier wel op voorbereid, maar bij herverzinken of overspuiten kan extra laagdikte op de schacht ongewenst zijn. In kritieke gevallen kunt u na coating de schacht even nameten of licht nalappen. Voor montage in roestvast stalen of aluminium onderdelen: bedenk dat staal-op-staal een andere frictie en eventueel galvanische corrosie kan geven. RVS bout in aluminium gat bijvoorbeeld kan na verloop van tijd gaan vastzitten door contactcorrosie. Een beetje pasta of inzetbus kan dat voorkomen.
Samengevat biedt DIN 609 een betrouwbare oplossing voor situaties waar positionering en bestendigheid tegen afschuiving centraal staan. Door de juiste materiaalkeuze en een zorgvuldige montage conform de toleranties, kunnen deze pasbouten een zeer nauwkeurige en duurzame verbinding realiseren, afgestemd op de behoeften van zowel de ervaren techneut als de praktijkgebruiker in de werkplaats. Zo blijft uw Fabory-verbinding stevig op zijn pas, met de bout die precies past!
Veelgestelde vragen over DIN 609 pasbouten
Wat is het verschil tussen een DIN 609 pasbout en een gewone zeskantbout?
Een DIN 609 pasbout heeft een precies passend glad schachtgedeelte, terwijl een gewone zeskantbout (zoals een DIN 931 gedeeltelijk getapte bout of DIN 933 volgripbout) altijd een iets kleinere diameter heeft dan het boorgat. Bij een normale bout is er dus speling in het gat, wat kan leiden tot minimale beweging of onnauwkeurige positionering onder belasting. Een pasbout vult daarentegen het gat bijna volledig op met zijn pasgedeelte, waardoor onderdelen precies op hun plek blijven en afschuifkrachten via de volle boutdiameter worden overgebracht in plaats van via speling op de bout. Hiermee voorkomt een pasbout het ‘werken’ of verschuiven van de verbinding, wat bij standaard bouten wel kan optreden als er zijwaartse krachten op komen.
Welke boorgatmaat of tolerantie heb ik nodig voor DIN 609 pasbouten?
Belangrijk is dat het boorgat overeenkomt met de pasbout voor een perfecte passing. Voor DIN 609 pasbouten geldt dat het boorgat volgens tolerantie H7 geboord of geruimd moet zijn. Deze H7-passingsmaat zorgt ervoor dat de geslepen k6-schacht van de pasbout precies past. Concreet betekent dit dat als u bijvoorbeeld een pasbout van 12 mm diameter gebruikt, het boorgat iets groter dan 12,0 mm moet zijn binnen de H7 tolerantie (bij 12 mm is H7 doorgaans 12,000–12,018 mm). Dit garandeert een spelingsvrije maar nog monteerbare passing. Als het gat te ruim is, verliest de pasbout zijn effect (dan werkt hij als een gewone bout met speling). Is het gat te klein, dan past de bout niet. Zorg dus voor de juiste boormaat of ruimer volgens de H7-specificatie voor de betreffende diameter.
Welke moeren en ringen gebruik ik bij een DIN 609 pasbout?
U kunt voor pasbouten gewone zeshoekige moeren gebruiken van dezelfde draadmaat en sterkteklasse. Meestal kiest men een standaard DIN 934 zeskantmoer om de pasbout te borgen. Indien u extra zekerheid tegen lostrillen wenst, kan een zelfborgende moer DIN 985 (met nyloninzet) worden toegepast in plaats van de normale moer. Wat ringen betreft, raden we aan om onder de moer (en eventueel onder de kop) een sluitring te plaatsen. Een vlakke ring zoals DIN 125 zorgt voor het spreiden van de drukkracht en beschermt het oppervlak van het werkstuk. Bij grotere boutdiameters of zachtere ondergrond kan een bredere ring of carrosseriering worden gebruikt (bijvoorbeeld DIN 9021, een grote sluitring) om de kracht over een nog groter oppervlak te verdelen. Let erop dat zowel de moeren als ringen qua afmeting bij de boutdiameter passen (bv. een M16 pasbout combineren met een M16-moer en M16-ring) en dat de kwaliteit (materiaal/sterkte) van de moer overeenkomt met die van de bout voor een betrouwbare verbinding.